Nederlandse literaire canon
De Canon van de Nederlandse literatuur uit 2002 door de leden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde omvat de 125 meest klassieke literaire werken uit het Nederlands taalgebied. In volgorde:
1. Multatuli, Max Havelaar (1860)
2. Van den vos Reynaerde (13e eeuw) (anoniem, Willem die Madocke maecte)
3. Gerard Reve, De avonden (1947)
4. Joost van den Vondel, Gysbreght van Aemstel (1637)
5. W.F. Hermans, De donkere kamer van Damokles (1958)
6. Nicolaas Beets (Hildebrand), Camera Obscura (1839)
7. Beatrijs (midden 13e eeuw) (anoniem)
8. Karel ende Elegast (einde 12e eeuw) (anoniem)
9. W.F. Hermans, Nooit meer slapen (1966)
10. P.C. Hooft, Lyriek [w.o. liederen, sonnetten]
11. Mariken van Nieumeghen (begin 16e eeuw) (anoniem)
12. Louis Couperus, Eline Vere (1889)
13. Herman Gorter, Mei (1889)
14. Betje Wolff & Aagje Deken, Sara Burgerhart| (1782)
15. Louis Couperus, Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan (1906)
16. Joost van den Vondel, Lucifer (1654)
17. Elckerlijc (15e eeuw) (anoniem)
18. G.A. Bredero, Spaanschen Brabander (1617)
19. Louis Paul Boon, De Kapellekensbaan (1953)
20. Hugo Claus, Het verdriet van België (1983)
21. Nescio, De uitvreter (1918)
22. Harry Mulisch, De ontdekking van de hemel (1992)
23. Louis Couperus, De kleine zielen (1901)
24. Willem Elsschot, Lijmen (1924)
25. P.C. Hooft, Nederlandsche Historien (1642-1647)
26. Nescio, Titaantjes (1918)
27. F. Bordewijk, Karakter (1938)
28. E. du Perron, Het land van herkomst (1935)
29. F. Bordewijk, Bint (1934)
30. Willem Elsschot, Het been (1938)
31. Frederik van Eeden, De kleine Johannes (1885-1906)
32. Het Wilhelmus (ca. 1572) (anoniem)
33. Gerard Reve, Nader tot U (1966)
34. Theo Thijssen, Kees de jongen (1923)
35. Harry Mulisch, Het stenen bruidsbed (1959)
36. Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten (1980)
37. G.A. Bredero, Groot Lied-boeck (postuum, 1622)
38. Nescio, Dichtertje (1918)
39. Willem Elsschot, Kaas (1933)
40. Simon Vestdijk, Terug tot Ina Damman (1934)
41. Harry Mulisch, De aanslag (1982)
42. Hadewijch, Strofische gedichten (13e eeuw)
43. Abele spelen (ca. 1400) (anoniem)
44. Herman Gorter, Verzen (1890)
45. Marcellus Emants, Een nagelaten bekentenis (1894)
46. Multatuli, Woutertje Pieterse (1862-1877)
47. J.H. Leopold, Gedichten (postuum, 1983)
48. Louis Couperus, De stille kracht (1900)
49. Martinus Nijhoff, Awater (1934)
50. J.C. Bloem, Verzamelde gedichten (1947)
51. Penninc & Pieter Vostaert, Roman van Walewein (begin 13e eeuw)
52. 'Egidius, waer bestu bleven' (ca. 1350) (anoniem)
53. Desiderius Erasmus, Lof der Zotheid (1509)
54. Willem Elsschot, Villa des Roses (1913)
55. J.J. Slauerhoff, Verzamelde gedichten (postuum, 1947)
56. Willem Elsschot, Verzameld werk (1957)
57. Gerrit Achterberg, Verzamelde gedichten (1962)
58. J.J. Voskuil, Het Bureau (1996-2000)
59. Joost van den Vondel, Hekeldichten (1646)
60. Simon Vestdijk, Anton Wachter-cyclus (1934-1960)
61. Gerard Reve, Op weg naar het einde (1963)
62. Jacob van Lennep, Ferdinand Huyck (1840])
63. Multatuli, Ideën (1862-1877)
64. François HaverSchmidt (Piet Paaltjens), Snikken en grimlachjes ([1867)
65. Herman Heijermans, Op hoop van zegen (1900)
66. Johan Huizinga, Herfsttij der Middeleeuwen (1919)
67. Maurice Gilliams, Elias, of het gevecht met de nachtegalen (1936)
68. Martinus Nijhoff, Het uur U (1936)
69. M. Vasalis, Parken en woestijnen (1940)
70. Martinus Nijhoff, Verzameld werk: gedichten (1954)
71. Jan Wolkers, Terug naar Oegstgeest (1965)
72. W.F. Hermans, Onder professoren (1975)
73. Ulenspieghel (ca. 1519) (anoniem)
74. P.C. Hooft, Granida (1603-1604)
75. P.C. Hooft, Geeraerdt van Velsen (1613)
76. P.C. Hooft, Warenar (1617)
77. Joost van den Vondel, Palamedes (1625)
78. Statenbijbel (1637) (diverse vertalers)
79. Hieronymus van Alphen, Kleine gedigten voor kinderen (1778-1782)
80. Jacob van Lennep, De roos van Dekama (1836)
81. Frederik van Eeden, Van de koele meren des doods (1900)
82. J.H. Leopold, Cheops (1916)
83. Carry van Bruggen, Prometheus (1919)
84. Paul van Ostaijen, Verzameld werk: poëzie (postuum, 1952)
85. Anne Frank, Het Achterhuis (postuum, 1947)
86. Hella Haasse, Oeroeg (1948)
87. Hella Haasse, Het woud der verwachting (1949)
88. Simon Vestdijk, De kellner en de levenden (1949)
89. Hugo Claus, Oostakkerse gedichten (1955)
90. Jan Cremer, Ik, Jan Cremer (1964)
91. Frans Kellendonk, Mystiek lichaam (1986)
92. Jacob Cats, Trouringh (1637)
93. Constantijn Huygens, Korenbloemen (1658, 1672)
94. Pieter Langendijk, Wiskunstenaars of 't gevluchte juffertje (1715)
95. Hendrik Tollens, Overwintering der Hollanders op Nova Zembla (1819)
96. Gerrit van de Linde, Gedichten van den schoolmeester (1859)
97. P.A. de Genestet, Dichtwerken (postuum, 1869)
98. Jacques Perk, Mathilde (ca. 1879)
99. Cd. Busken Huet, Het land van Rembrand (1882-1884)
100. Lodewijk van Deyssel, Een liefde (1887]])
101. Arthur van Schendel, Een zwerver verliefd (1904)
102. Louis Couperus, De berg van licht (1905-1906)
103. Louis Couperus, Iskander (1920)
104. Paul van Ostaijen, Bezette stad (1921)
105. J.C. Bloem, 'De Dapperstraat' (1924)
106. Martinus Nijhoff, Vormen (1924)
107. Carry van Bruggen, Eva (1927)
108. J.J. Slauerhoff, Schuim en asch (1930)
109. J.J. Slauerhoff, Het verboden rijk (1932)
110. Forum (1932-1935) (tijdschrift)
111. Gerard Walschap, Houtekiet (1939)
112. Jan de Hartog, Hollands glorie (1940)
113. Godfried Bomans, Erik of Het klein insectenboek (1941)
114. Willem Elsschot, Het dwaallicht (1946)
115. wSimon Vestdijk, De vuuraanbidders (1947)
116. W.F. Hermans, De tranen der acacia's (1949)
117. Simon Vestdijk, De koperen tuin (1950)
118. Louis Paul Boon, Menuet (1955)
119. Remco Campert, Het leven is vurrukkulluk (1961)
120. Nescio, Verzameld werk (postuum, 1996)
121. Hugo Claus, Omtrent Deedee (1963)
122. Frank Martinus Arion, Dubbelspel (1973)
123. Lucebert, Verzamelde gedichten (1974)
124. Maarten 't Hart, Een vlucht regenwulpen (1978)
125. Tessa de Loo, De Tweeling (1993)