Afrikaanse literatuur
Van groot belang voor de vroege ontwikkeling van Afrikaanse literatuur was C.J. Langenhoven, die romans en gedichten schreef, de Rubáiyát van Omar Khayyám in het Afrikaans vertaalde, en de tekst van het Zuid-Afrikaans volkslied "Die Stem" schreef. Zijn inspanningen leidden tot het opstellen van een Afrikaans woordenboek. Andere bekende Afrikaanse schrijvers waren de dichters Christian L. Leipoldt, Christiaan M. van der Heever en Eugene Marais. A.A. Pienaar schreef natuurverhalen onder het pseudoniem Sangiro. Uys Krige was zeer veelzijdig: zijn werken omvatten romans, korte verhalen, gedichten en toneelstukken, zowel in het Afrikaans als in het Engels. Belangrijke dichters die in het Afrikaans schreven waren W.E.G. Louw en zijn broer N.P. van Wyk Louw, Adam Klein, Ingred Jonker en Elisabeth Eybers.
De 20e-eeuwse Zuid-Afrikaanse literatuur na 1960 reageerde tegen het apartheidssysteem en de spanningen die het meebracht. De belangrijkste "Sestigers" waren de romanschrijvers Etienne Leroux, André P. Brink en de dichter Breyten Breytenbach. Belangrijke dichters na 1960 zijn onder meer Wilma Stockenström, Sheila Cussons en Antjie Krog. Bekende namen onder de Zuid-Afrikaanse toneelschrijvers zijn Bartho Smit, de al eerder genoemde André P. Brink, en Pieter Fourie. Ook de klassiek geïnspireerde stukken van N.P. Van Wyk Louw - Germanicus (1956) en Oppermans Periandros van Korinthe (1954) - krijgen veel waardering. Literaire kopstukken onder de Zuid-Afrikaanse romanciers zijn Elsa Joubert met Die swerfjare van Poppie Nongena (1978), John Miles met Kroniek uit die doofpot (1991), Etienne van Heerden met Toorberg (1986), en Karel Schoeman met ’n Ander land (1984).